Het melkquotum, het recht om een bepaalde hoeveelheid koemelk te produceren, behoort vanaf vandaag tot het verleden. Deze quotaregeling werd meer dan 30 jaar geleden ingevoerd door Europa omdat er toen te veel melk werd geproduceerd. Het melkquotum kwam in 2008 ter discussie te staan door een stijgende vraag zowel vanuit Europa als vanuit het buitenland. Van 2009 tot 2015 werd het quotum per jaar gemiddeld met 1 à 2 % verhoogd om het nu, op 1 april 2015, af te schaffen. Melkboeren zijn vanaf nu dus niet meer gebonden aan een productielimiet.
Het ontstaan van het melkquotum
Op 1 april 1984, exact 31 jaar geleden, werd door Europa het melkquotum ingevoerd omdat er meer melk werd geproduceerd dan er werd geconsumeerd. Er ontstonden overschotten: de zogenaamde melkplas en boterberg ontstonden. Om de productie te beperken, moest elk land van de Europese Unie zich vanaf dan houden aan zijn nationaal melkquotum. Per quotumjaar, dat loopt van 1 april tot 31 maart, mocht een land dus maar produceren binnen het nationaal melkquotum.
Er wordt in het melkquotum nog een onderscheid gemaakt in twee categorieën: leveringen en rechtstreekse verkopen. De categorie leveringen betreft de melk die geleverd wordt aan de zuivelindustrie en dit is uiteraard de grootste categorie, meerbepaald met 97,6 % van het Europese totaal. De zuivel die op de boerderij rechtstreeks aan de consument wordt verkocht, behoort tot de categorie rechtstreekse verkopen, die maar 2,4 % uitmaakt van het totale Europese melkquotum.
Hoe werkt het melkquotum en de superheffing?
Per land is er dus een nationaal melkquotum maar dit wordt dan verdeeld onder de koemelkproducerende boeren als de persoonlijke of individuele melkquota. Het nationaal melkquotum van België bedroeg in het quotumjaar 2013-2014 in totaal bijna 3500 miljoen liter. Daarvan behoorde exact 3 460 176 710 liter tot de categorie leveringen en exact 37 476 867 liter tot de categorie rechtstreekse verkopen. Het nationaal quotum, meerbepaald de categorie leveringen, werd vorig quotumjaar verdeeld onder 9078 melkveehouders.
Melkquota kan tussen melkveehouders overgedragen worden. Deze vorm van overdracht van melkquotum wordt mobiliteit genoemd. Hiervoor waren er de voorbije quotumjaren wel verschillende regels: de voorwaarde van landbouwer in hoofdberoep, de afstand tussen de bedrijven mocht maar 30 km zijn, de quotumlimiet per bedrijf van maximum 20 000 liter per ha landbouwgrond… Voor het laatste quotumjaar waren deze regels niet meer van toepassing. Telkens moest het formulier voor de definitieve overdracht van het melkquotum ten laatste tegen 30 november ingediend worden.
Indien het nationaal quotum wordt overschreden, moeten de overleverende melkveehouders een superheffing betalen. België produceerde de afgelopen jaren, sinds 2006, telkens binnen het nationaal quotum. Dit in tegenstelling tot de Nederlanders die de meeste jaren meer produceerden dan ze eigenlijk mochten. Vorig quotumjaar overschreden welgeteld acht lidstaten hun nationaal quotum: Nederland, Duitsland, Denemarken, Polen, Oostenrijk, Cyprus, Ierland en Luxemburg. Samen produceerden zij 1,469 miljoen ton te veel melk, goed voor een totale superheffing van om en bij de 409 miljoen euro. Van die 409 miljoen euro was trouwens het grootste deel voor Duitsland, Polen en Nederland. Bijvoorbeeld 132 miljoen euro (32 %) was voor de Nederlanders. Daarnaast bleven 20 lidstaten wel onder hun nationaal quotum en zo werd eigenlijk nog 4,6 % onder het quotum voor de volledige Europese Unie gebleven, waar het jaar ervoor met 6 % werd onder gebleven.
Het afgelopen en dus laatste quotumjaar zal het jaar met de grootste superheffing worden. Er wordt verwacht dat 12 van de 28 lidstaten hun nationaal quotum zullen overschreden hebben. De top 6 met Duitsland, Polen, Nederland, Ierland, Oostenrijk en Denemarken zouden alleen al goed zijn voor een superheffing van 750 miljoen euro. In ons land wordt dit jaar een superheffing van zo’n 20 tot 25 miljoen euro geschat. Per 100 liter die over het quotum wordt geleverd, wordt hier dit jaar een superheffing van 28,66 euro in rekening gebracht.
Het einde van het melkquotum
Na enkele verlengingen van het melkquotum, dat oorspronkelijk werd ingevoerd voor een periode van 5 jaar, kwam de regeling toch meer en meer ter discussie te staan. Vanuit Europa maar nog meer vanuit het buitenland zoals Azië en Zuid-Amerika kwam er namelijk een stijgende vraag naar melkproducten en deze konden, mochten niet geproduceerd worden. Een abrupt einde aan het melkquotum zou echter kunnen leiden tot grote prijsschommelingen waardoor er in 2008 door Europa werd beslist eerst een geleidelijke verhoging van het quotum in te voeren. Per jaar kwam er tussen 2009 en 2015 gemiddeld 1 à 2 % bij het quotum. Vandaag, op 1 april 2015, wordt het melkquotum nu echt afgeschaft.
Wat nu?
Vanaf vandaag zijn melkveehouders dus niet meer gebonden aan een productielimiet. Dit wil zeggen dat ze zelf mogen kiezen hoeveel melk ze produceren. Al moet dit wel met een grote korrel zout genomen worden want er zijn nog andere limieten. Melkveehouders hebben namelijk ook beperkende factoren zoals grond om hun dieren van genoeg voeder te voorzien en hun mest op kwijt te raken, kapitaal want het gaat hier vaak om grote investeringen en arbeid die betaalbaar moet blijven. Er is wereldwijd alvast genoeg vraag naar melkproducten want de wereldbevolking blijft stijgen en er is ook een hogere zuivelinname per persoon. Maar wat de melkprijzen nu gaan doen, is onzeker. Er worden gemiddeld gunstige prijzen voorspeld tot 2020 maar hier is geen rekening gehouden met onvoorziene gebeurtenissen. Het wordt vooral hopen op een eerlijke en correcte prijs voor de topkwaliteit die de Europese melkveehouders leveren.
4 gedachtes over “Het melkquotum is afgeschaft”