Biestmelk (de eerste moedermelk na het afkalven) is heel belangrijk voor het kalf omdat het antistoffen of afweerstoffen aanbrengt die een pasgeboren rund bijna niet heeft. Dat vertelde ik al bij het bericht over kalveropfok. Maar er zijn nog meer functies van biest. Voor een goede werking is het biestmanagement uiteraard wel belangrijk: het principe van de 4 V’s dient best gevolgd te worden. Maar ook de kwaliteit van de biest is van belang. In dat opzicht wordt de biestkwaliteit beter eerst gemeten met een refractometer, voor men beslist deze het kalf te drinken te geven. Wat wil dit nu allemaal zeggen? Kom het verder stap voor stap te weten.
De functies van biest
Ten eerste brengt biest dus afweerstoffen aan om niet ziek te worden, om beschermd te zijn tegen de buitenwereld. Het kalf heeft deze afweerstoffen echt nodig want hij heeft deze zelf bij de geboorte bijna niet. Daarnaast brengt biest ook extra voedingsstoffen aan. Ten derde bouwt deze eerste moedermelk de weerstand tegen ziekten in de darm zelf (diarree) op. Als laatste zorgt het voor het afdrijven van het darmpek, de eerste mest.
Bij het toedienen van biest geldt het principe van de 4 V’s
Het biestmanagement berust op het principe van de 4 V’s: Vlug, Veel en Vaak Verse biestmelk. Vlug, veel en vaak omdat de afweerstoffen de eerste 24 uur integraal (zonder eerst te worden afgebroken) via de darm rechtstreeks in het bloed worden opgenomen. Na 24 uur begint in de maag de afbraak van afweerstoffen en dus zal de opname van intacte afweerstoffen in het bloed afnemen. Verse omdat deze de beste kwaliteit heeft: de biest bezit meer en ook de juiste afweerstoffen (eigen moeder heeft de beste samenstelling biest voor haar eigen kalf).
Wat is nu precies veel, vlug, vaak en vers? Er bestaat hier toch wat verschil in hoe biest nu best gegeven wordt, dat zei ik al in het eerdere blogbericht over kalveropfok. Momenteel volgen wij volgende methode: zo’n vier liter (veel) binnen het uur na de geboorte (vlug) en dan na zo’n 12 uur nog eens twee liter (vaak). Het gaat hier telkens om biest die zo snel mogelijk na de kalving uit de koe werd gemolken (vers). Als het kalf geen vier liter op krijgt in één keer, dan kan men een paar uur wachten en nog eens wat proberen, in drie keer geven (vaak) is sowieso goed. Een opmerking bij veel: hoeveel biest men moet geven, verschilt eigenlijk afhankelijk van de biestkwaliteit, zie verder in dit bericht.
Wanneer er echter (nog) geen verse biest ter beschikking is, of geen van goede kwaliteit, wordt ingevroren biest van een andere koe (die meer en goede biest had) gebruikt. Het blijft biest van ons bedrijf dus sowieso biest die de juiste samenstelling heeft voor ons bedrijf. Biest mag op een ander bedrijf ook gebruikt worden, maar men dient er op te letten dat zo geen ziekten worden doorgegeven.
De biestkwaliteit wordt gemeten
De kwaliteit van biest is ook van belang: hoe meer antistoffen er aanwezig zijn, hoe beter. Het bepalen van de hoeveelheid antistoffen in de biest wordt gedaan met een refractometer. Het gebruik van deze meter is gemakkelijk: een druppel biestmelk op de glasplaat doen en door het kijkoog het resultaat lezen.
De werking van dit toestel vraagt echter om wat meer uitleg. Een brix refractometer meet eigenlijk de breking van licht dat door een oplossing schijnt. De mate van de breking heeft een verband met de hoeveelheid droge stof in de oplossing. Bij melk is de relatie tussen de brix waarde en het droge stof gehalte ongeveer 1:1. Dit wil dus zeggen dat 12,5 % brix gelijk staat aan ongeveer 12,5 % droge stof.
12,5 % is het droge stof gehalte van gewone koemelk. Biestmelk heeft een hoger droge stof gehalte: liefst 23 % of meer. Vanaf een droge stof van 19 % zitten er antistoffen in biestmelk. Dit is dan echter nog in een beperkte hoeveelheid en daarom is de kwaliteit niet goed genoeg. Er zijn meer dan 50 mg antistoffen per ml nodig (ofwel 50 g per l) om van goede biest te spreken, wat pas het geval is bij een droge stof gehalte vanaf 23 % of dus een brix waarde vanaf 23 %. Dit is duidelijk te zien in de tabel. Biest met een droge stof gehalte van 21 en 22 % mag men ook wel gebruiken máár hier zal het kalf dan best meer van te drinken krijgen. Logisch want zo zal hij dan toch meer en voldoende antistoffen binnen krijgen.
Biest met een droge stof gehalte van 26 % en meer kan men super biest noemen: met wat minder zal men toch nog voldoende antistoffen aanbrengen. Men zegt dat het kalf binnen de acht uur na de geboorte minstens 200 g antistoffen moet binnen gekregen hebben (en meer dan 250 g op de eerste dag). Dit komt overeen met vier liter biest met een brix waarde van 23 %. Wanneer de biest een brix waarde van 26 % heeft, komt men echter al aan 200 g met twee liter. Meer kan uiteraard zeker geen kwaad, integendeel! In de tabel staat IgG trouwens voor immunoglobulinen G, het moeilijke woord voor antistoffen.
De hoeveelheid antistoffen die in de biest aanwezig zijn, wordt vooral bepaald door de voeding in de droogstand en rondom het kalven. Wanneer de biestkwaliteit vaak te laag is, past men dus best het rantsoen aan. Opgelet: bij vaarzen of eerstekalfskoeien is de biestkwaliteit sowieso lager dan bij oudere koeien. Hoe ouder de koeien trouwens worden, hoe hoger de hoeveelheid antistoffen. Maar hoe meer biestmelk ze geven, hoe lager de kwaliteit zal worden. Wanneer een koe voor het kalven haar melk zelfs al laat schieten (haar melk uitliggen), zorgt dit ook voor een lager resultaat. Want echt de eerste biest is van de beste kwaliteit (en die is in voorgenoemde geval al weg). Het is sowieso aangeraden binnen de 6 uur na de kalving de koe te melken, daarna daalt de biestkwaliteit. Vandaar dat heel wat veehouders ook een mini-melkmachine staan hebben.
Dan wil ik nog opmerken dat men er uiteraard ook dient voor te zorgen dat de biest hygiënisch van kwaliteit is. Er mag tijdens het melken geen vuil of stront meegaan en nadien moet de biest ook buiten bereik van vliegen en/of stof worden opgeslagen. Het zou jammer zijn indien antistoffenrijke biest op deze manier dan toch niet zo van kwaliteit is.
M’n bronnen waren eigen kennis, Refractometer, Biestkwaliteit: meten is weten en Biest: de basis voor een gezonde opfok.
4 gedachtes over “De biestkwaliteit wordt gemeten”